Nehemiah 6

Elke dag waren één rund, zes vette schapen en allerlei gevogelte nodig voor de maaltijd. Om de tien dagen moest mijn uitgebreide voorraad wijn worden aangevuld. Toch weigerde ik als gouverneur een bijdrage van het volk te vragen, want het maakte al een moeilijke tijd door.

1O mijn God, vergeet niet wat ik allemaal voor dit volk heb gedaan en zegen mij ervoor. 2

Tegenwerking bij de bouw van de muur

3Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem en onze andere vijanden hoorden dat wij de muur bijna hadden herbouwd en dat er geen gaten meer in zaten. Maar wij hadden nog geen deuren in de poorten aangebracht. 4Zij stuurden mij een boodschap met het verzoek hen te ontmoeten in een van de dorpen in het dal Ono. Ik begreep dat zij van plan waren mij te vermoorden. 5Ik stuurde afgevaardigden terug met het antwoord: ‘Ik ben bezig met belangrijk werk! Waarom zou ik het stilleggen om u te bezoeken?’ 6Tot viermaal toe stuurden zij mij zoʼn verzoek en steeds gaf ik hetzelfde antwoord. 7De vijfde keer kwam Sanballats dienaar bij mij met een open brief. 8Daarin stond: ‘Gesem heeft mij verteld dat overal het gerucht de ronde doet dat de Judeeërs van plan zijn in opstand te komen en dat u dáárom de muur herbouwt. Hij beweert dat u hun koning wilt worden. 9U zou ook profeten in Jeruzalem hebben aangesteld die u moeten aanprijzen als de meest geschikte man voor het koningschap van Juda! U kunt er zeker van zijn dat men al deze interessante gegevens aan koning Artaxerxes zal doorspelen! Maar ik stel voor dat u eerst bij mij komt om de zaak door te praten.’ 10Mijn antwoord luidde: ‘Wat u schrijft, klopt niet. U bedenkt dat allemaal zelf!’ 11Zo probeerden zij ons bang te maken, zodat we met dit werk zouden stoppen. O God, geef mij kracht!

12Enige tijd later bezocht ik Semaja, de zoon van Delaja en een kleinzoon van Mehetabel. Hij zei dat hij een boodschap van God had ontvangen. ‘We moeten ons in de tempel verbergen en de deuren op slot doen,’ riep hij uit. ‘Vannacht zullen ze komen om u te vermoorden!’ 13Maar ik antwoordde: ‘Zou iemand als ik vluchten? Zou ik mijn leven op het spel zetten door de tempel binnen te gaan? Ik ben immers geen priester! Nee, dat doe ik niet!’ 14Ik merkte namelijk duidelijk dat God hem niet had gezonden. Sanballat en Tobia hadden hem omgekocht om deze profetie over mij uit te spreken. 15Hij moest mij bang maken en laten zondigen door de tempel in te vluchten. Dat zou voor hen een aanleiding zijn geweest mij een slechte naam te bezorgen. 16‘O God,’ bad ik. ‘Vergeet niet de slechte daden van Tobia, Sanballat, de profetes Noadja en de andere profeten die probeerden mij angst aan te jagen.’

17In de zesde maand was de muur klaar. Het had maar tweeënvijftig dagen gekost om hem te herstellen. 18Onze vijanden en de omringende volken werden bang toen zij dit nieuws hoorden. Zij voelden zich vernederd en moesten erkennen dat het werk was verricht met de hulp van onze God. 19Tijdens die tweeënvijftig dagen gingen heel wat brieven heen en weer tussen Tobia en de rijke leiders van Juda.
Copyright information for NldHTB